|
De jonge detective Jurriaan de
Cock, alias Cockie, maakt weer spannende avonturen mee. Dankzij zijn
vriendinnetje Tanneke, mag hij na school werken op een echt kasteel. Een
kasteel met een lange geschiedenis en natuurlijk een geheim. Er schijnt
een echte schat verborgen te liggen op het landgoed van het kasteel. Op
een dag wordt de kasteelheer, Oom Pier, gekneveld gevonden door Tanneke en
Cockie. En niet alleen dat, de aanwijzing om de schat te vinden, is
gestolen! Gelukkig heeft Cockie meteen al een vermoeden wie de dader zou
kunnen zijn. Wat John Bakkenhoven de
laatste jaren schreef vindt u als u
hier
klikt. Tekst 1e hoofdstuk
1. Cockie is steengoed
Het begon kort na de kerstvakantie in 1936. Op
het pleintje van de Lagere Bickers-school in Amsterdam stonden Tanneke, Cockie,
Jan en Rietje met elkaar te kletsen, toen er een jongen bij ze kwam staan die ze
nog nooit hadden gezien. Eerst dachten ze dat hij niet bij hen in de zesde klas
zou komen. Daar leek hij te groot en te oud voor.
'Hallo,' zei hij. 'Jullie zitten in de zesde klas, hè? Daar kom ik ook. Ik heet
Sjors, Sjors Pinkster. Wie zijn jullie?'
Tanneke was de actiefste op de hele school. Ze was de eerste die zich
voorstelde.
'Ik ben Tanneke.' Ze keek hem vriendelijk aan, maar ze stak haar hand dreigend
omhoog alsof ze hem een klap wilde geven.
'Maar Anneke, Tanneke, Toverheks moet je niet te zeggen. Dat heb ik al vaker
gehoord.'
'Nou... eh... een gekke naam, hoor,' zei de jongen. 'Maar hij past wel bij dat
gekke hoedje op je kop!'
Hij wees op Jan. 'En hoe heet jij?'
'Jan. Dat is gewoon, hè?'
'Ja, da's gewoon. En hoe heet jij?' vroeg hij aan Cockie.
'Cockie. Met ceeooceekaa.'
'Alweer een rare naam.' Nu prikte hij met zijn vinger naar Rietje. 'Heb jij ook
een gekke naam?'
'Nee, ik heet gewoon Rietje.'
'Ja, dat is...' Sjors stokte en wees naar de poort van het pleintje.
'Hé, moet je dat grietje daar zien! Die doet gek, zeg!'
Tanneke keek achterom. 'Dat is Groetje Jansen. Dolblij. Zo te zien heeft ze weer
een muntje gevonden.'
'Een muntje gevonden?' zei Sjors. 'En gaat ze daarvoor dansen?'
'Ja, en schreeuwen. Hoor maar.'
'Ik heb er een, ik heb er een!' riep Greetje opgewonden.
'Die griet is gek,' zei Sjors.
'Een beetje,' zei Tanneke, 'maar ze is wel heel lief. Ze heeft alleen een
eigenaardigheid. Zodra ze kon lopen, zocht ze al geld op straat. Ze staat ook
altijd heel vroeg op om buiten naar munten te zoeken. Als ze niets vindt, gaat
ze 's avonds verdrietig naar bed. Vindt ze wel wat, dan is ze dolgelukkig. Dat
zien we nu.'
'Stapelgek,' zei Sjors.
'Maar aardig,' zei Cockie. 'Ik vind het ook zielig dat ze al twee keer is
blijven zitten.'
Greetje danste naar Tanneke toe en deed haar hand open. 'Kijk eens, Tanneke! Een
stuiver!' 'Fijn, Greetje,' zei Tanneke. 'Het hoeveelste muntje van dit
jaar?'
'Het zesde!'
Greetje holde naar een andere groep leerlingen.
'Mesjokke,' zei Sjors weer. En hij drukte zijn vinger tegen zijn neus alsof hij
op een goed idee kwam. 'Weten jullie waar ze woont?'
'Ik wel,' zei Cockie. 'Vlak bij mij. Waarom wil je dat weten?'
'Omdat ik een leuk idee heb. Nou, Waar?'
'In de Rustenburgerstraat, boven het snoepwinkeltje. Wat is dat leuke
idee?'
'Een geintje. Mijn vader heeft hele goeie lijm. Daar kun je ook metaal mee aan
steen plakken. Dat krijg je nooit meer los. En nou lijkt het mij leuk om dat
vanavond bij haar voor de deur te doen. Een muntje op een straatsteen. Dan
wordt ze eerst gek van blijdschap, en dan gek van boosheid.'
'Dus dat doe je niet!' zei Tanneke verontwaardigd. 'Dat is een rotstreek.'
Sjors leek ineens een kop groter te worden en zijn mond kromp zo dat die een
rare vorm kreeg.
'Nee, niks rotstreek. Gewoon een geintje, en als ik een geintje wil uithalen,
dan doe ik dat. Probeer mij maar tegen te houden.'
Hij keek naar Tanneke alsof hij wilde vechten. Toen draaide hij zich om en liep
weg.
'Wat een boef' zei Tanneke. 'Wat een ellendeling. Greetje pesten! Ik ga haar
waarschuwen.'
Ze wilde weghollen, maar Rietje pakte haar arm.
'Nee, niet doen! Dat wordt ruzie en misschien knokken met die rotjongen. Hij is
vast en zeker een vechtjas.'
'Ha, dat is mooi! Als hij wil knokken, dan doet Jan dat wel met hem. Jan kan
worstelen. Weet je nog dat hij Klaas tegen de grond mepte?'
'Hé! Ho-ho!' protesteerde Jan. 'Ik vind worstelen leuk, maar ik hou niet van
echt vechten.'
Tanneke balde haar vuisten. 'Niet waarschuwen, niet vechten, maar hij krijgt
zijn zin niet. Ik vind er wat op.'
Ze was echt boos. Kwaad. Nu niet alleen op Sjors, maar op iedereen die Greetje
niet wilde helpen.
Toen Cockie na school bij Tanneke kwam, had ze
een beter humeur. Ze maakten bijna altijd samen hun huiswerk, de ene dag bij
haar thuis, de andere dag bij hem. Als ze bij Tanneke
hadden gewerkt, gingen ze meestal ook nog even naar haar vader om te vragen of
hij die dag nog iets bijzonders had beleefd. Hij was de bekendste
politierechercheur van Amsterdam. En een paar keer had Cockie hem al geholpen
bij het oplossen van een misdaad. (Zie Cockie met ceeooceekaa deel 1)
'Ik weet hoe ik Greetje ga helpen!' zei Tanneke toen ze de voordeur voor
Cockie open had gedaan. 'En dat kan ik helemaal alleen.'
'Ik ben benieuwd,' zei Cockie op de trap.
Maar het duurde nog even voordat hij het te horen kreeg. Na een paar stappen in
haar kamer was hij stomverbaasd. Daar stond een bak, halfvol aarde met losse
blaadjes en takjes erop.
'Wat heb je daar nou?' vroeg Cockie.
'Mijn wormenkist. Van mama gekregen. Daar moeten regenwormen, mieren en torren
in wonen. Ze komen uit de tuin van dat kasteel bij Epe op de Veluwe, waar mijn
grootmoeder woont.'
'Hallieboppie! Wat heb je daar nou aan?'
'Nou, het is toch leuk om te zien hoe die beestjes leven. Wat ze eten en hoe ze
kinderen maken.'
'Regenwormen! Dat zijn toch van die smerige, walgelijk glibberige
krengetjes?'
'Nee, niks smerig. Zal ik je eens wat vertellen? Als er geen regenwormen waren,
dan waren wij er ook niet.'
'Hou op! We eten toch geen regenwormen!'
'Nee, maar regenwormen eten aarde die door andere dieren en door zogenaamde
bacteriën een beetje is bedorven, maar die wormen poepen dan heel vruchtbaar
spul uit. Dat is één. En het is nog veel belangrijker dat die regenwormen de
aarde tot diep onder de grond een beetje luchtig houden. Ze halen afgevallen
bladeren van de bomen een flink eind de diepte in door hun woongangen. Zo werken
ze de aarde om en dat is belangrijk voor de wortels van de planten en de bomen.
Als er geen regenwormen waren, zouden er minder planten, dieren en zelfs mensen
zijn. Nou, en ik vind het leuk om hier te zien wat die beestjes uitvoeren. Net
als duizendpoten bijvoorbeeld. Daar heb ik er al een van. Gisteren in onze eigen
tuin gevonden. Kijk! Daar gaat ie. Een jonkie. Die kan ik niet lang houden, want
hij kan wel twintig centimeter lang worden.'
'Wassiebom!' zei Cockie. 'Wat een griezelig beest!'
'Welnee, joh, hij doet je toch niks! Kijk nou eens goed. Hij heeft drie
koppies.'
'O, en duizend poten?'
'Nee hoor, die naam klopt niet.
Hij heeft maar vierentwintig pootjes. Ik heb ze geteld. Dat had ik al in een
boek gelezen, maar ik hou ervan om in de natuur te zien wat ik in boeken lees.
Trouwens, heb ik je al verteld dat ik biologe wil worden? Ik wil alles over
planten en beesten leren!'
'Nee, dat wist ik niet. Lieve help! Dan moet je later
naar de universiteit.'
'Ja, natuurlijk. Doe jij dat niet?'
Nu voelde Cockie zich
niet prettig. Alleen kinderen van rijke mensen konden lang studeren. Zijn vader
verdiende als schipper niet veel. Daarom moest zijn moeder ook zo hard werken
als naaister. Hij vond het vervelend dat hij zijn vader soms maandenlang niet
zag en dat zijn moeder door moest werken als hij al naar bed was.
'Nee,' zei hij. 'Daar hebben mijn ouders geen
geld voor. Ik wil daarom ook zo snel mogelijk zelf geld verdienen.'
Tanneke schaamde zich nu een beetje. Ze wist
eigenlijk wel dat Cockies ouders weinig geld hadden.
'Wat wil jij worden?' vroeg ze.
'Ik ga bij de
politie, maar dat zal pas kunnen als ik achttien ben of zo.'
'Ik zal het papa vragen. Jij bent natuurlijk heel
geschikt voor de politie, voor de recherche. Je hebt al een paar misdaden
opgelost. Maar wat ga je dan doen voordat je bij de politie begint?'
'In een winkel werken of zo. Als ik van school kom, ga ik meteen proberen geld
te verdienen, desnoods als loopjongen.' (De leerplichtwet bepaalde in
1936 nog dat kinderen pas van school mochten als ze twaalf jaar waren. In 1969
werd dat twaalf veranderd in vijftien en in 1975 in zestien jaar. Cockie werd
twaalf jaar in 1936.)
Hij wilde er liever niet meer over praten. 'Vertel nou eens wat je voor Greetje
gaat doen,' zei hij.
Tanneke aarzelde even. Ze wilde nu eigenlijk meteen zeggen dat ze alles op alles
zou zetten om Cockie aan een leuk baantje te helpen. Ze zou proberen haar vader,
haar moeder en ook haar buurvrouw in te schakelen. Maar ze begreep dat Cockie er
niet meer over wilde praten. Dat zag ze wel aan zijn gezicht.
'Morgenochtend, als het nog donker is, ga ik me bij haar huis verstoppen. Met
een halfje, een cent, een plakker en een stuiver (Een halfje was een
muntje van een halve cent, een plakker was een munt van twee en een halve cent.
In 1940 werden de laatste halve centen geslagen. In 1942 waren die niet meer
geldig. De laatste centen werden in 1980 geslagen en in 1983 ongeldig verklaard.
De laatste plakkers werden in 1942 geslagen en in 1945 ongeldig verklaard)
in mijn zak,' zei ze. 'Meer dan een
stuiver legt Sjors daar echt niet neer. Als ik haar dan aan dat muntje op de
stenen zie peuteren, ga ik ernaartoe. Met zo'n zelfde muntje in mijn hand.
Zogenaamd om haar te helpen. Dan zorg ik ervoor dat ze niet ziet wat ik doe. Ik
zeg dat ik het muntje ga lospeuteren en dan geef ik haar plotseling mijn muntje
en sleur haar desnoods weg, naar school, zodat ze dat ding van Sjors niet meer
ziet. En na school hol ik terug en hak ik dat muntje van die boef los, want ik
neem een hamer en een beitel mee. Nou, wat vind je daarvan?'
'Goed idee,' zei Cockie. 'Alleen staat Sjors daar
misschien ook te loeren, om zich rot te lachen om Groetje, en dan ziet hij dat
jij hem te grazen hebt genomen.'
'Ha! Kan mij niks schelen. Ik heb hem vanmiddag
expres zogenaamd toevallig verteld dat mijn vader rechercheur is. Hij zal mij
dus echt niet op mijn gezicht slaan.'
'Oei!' zei Cockie, en hij greep naar een
van zijn kuiten.
'O jee,' zei Tanneke. 'Pijn in je been? Hé, zeg!
Dat heb je altijd als jou ineens iets heel slims te binnen schiet. Is dat nu ook
zo?'
'Nee, ik weet van niks. Ja, soms gebeurt dat, maar ik kom nou niet
plotseling op een goed idee. O, wacht even. Dit misschien. Greetje woont
tegenover mij. Je kunt dus het beste vroeg bij mij komen. Dan kunnen we door het
raam zien wat er gebeurt.'
'O, prima! En nu aan het huiswerk. Weer een opstelletje maken.'
Het was nog donker toen Tanneke de volgende
ochtend bij Cockie kwam. Ze had een wintermutsje op dat ze met kraaltjes had
versierd. Cockie had haar de straat in zien komen en deed de voordeur voor haar
open, zodat ze niet hoefde aan te bellen. Zijn moeder sliep nog, omdat ze de
halve nacht had zitten naaien.
'Hij heeft het gisteravond al gedaan,' zei Cockie even later en hij wees door
het raam.
'Toen ik thuiskwam, lag daar al een stuiver, vlak voor de deur. Die kan ze niet
missen. Maar van hier af kun je hem natuurlijk niet zien.'
'En staat die rotjongen er nu al?'
'Nee, maar ik heb hier niet de hele tijd staan kijken. Misschien staat hij daar
in het portiek van de slager.'
'De hufter! Hé, moet je zien, bij Greetje is het licht ook al aan.'
'Ja. Maar die gaat vroeg op pad. Ze wil door de straten kunnen zwerven voordat
ze naar school gaat. We hoeven vast niet lang meer op
haar te wachten. Hé! Kijk! Daar komt Sjors aan. Ja, je had gelijk: hij gaat
zich in het portiek van de slager verstoppen. De boef.'
Ze moesten wel twintig minuten wachten. Buiten werd het heel langzaam licht.
Tanneke zei dat ze het stuivertje kon zien liggen, maar daar moest Cockie om
lachen. 'Je hebt te veel verbeelding,' zei hij. 'Soms denk ik... Ja! Greetje
komt naar buiten!'
Greetje deed de deur achter zich dicht, keek links en rechts de straat in, toen
voor zich op de grond en hup! Haar arm vloog omhoog, ze bukte, grabbelde, keek
in haar hand en sprong in de lucht. Ze maakte een paar danspasjes en liep
huppelend de straat uit. Je kon aan haar bewegingen zien dat ze dolblij was. 'D...
daar snap ik niks van,' stotterde Tanneke. "t Is... ze heeft... Ze heeft
die stuiver gewoon opgeraapt. Dat is om je rot te lachen. Die lijm van Sjors
deugt niet. O, kijk, daar komt hij aan. Moet je zien, hij ligt haast met zijn
neus op straat. Oei! Wat zal die de pest in hebben. Hij snapt er natuurlijk niks
van. Het kan niet anders of hij heeft eerst geprobeerd of die stuiver wel goed
vast zat. Hé! Wat sta jij nou te grinniken? Het lijkt wel of je mij uitlacht.'
'Nee. Dat doe ik niet. Maar een beetje lachen doe ik wel, omdat ik Sjors een
poets gebakken heb en jou wou verrassen.'
'Wat zeg je nou? Had jij die stuiver weggehakt en er een andere
neergelegd?'
'Nee, dat ging niet. Maar weet je nog dat ik gisteravond weer eens pijn in mijn
kuit kreeg? Ik dacht eerst dat dat zomaar was, maar vannacht kreeg ik een idee.
Toen ben ik opgestaan en heb ik hier op straat de steen opgewipt waar Sjors die
stuiver op had geplakt. Ik heb hem toen omgedraaid, weer in de grond gestopt en
er een stuiver opgelegd. De stuiver van Sjors zit dus nog steeds op die steen,
maar je kunt hem niet zien en Greetje heeft een stuiver gevonden. Enne - ik vond
het wel leuk om het je niet van tevoren te vertellen.'
Tanneke keek hem met open mond aan, secondenlang. Toen zei ze: 'Ik heb even
nagedacht of ik kwaad op je zou worden, of dat ik het leuk zou vinden...'
'Leuk! Leuk, asjeblieft!' lachte Cockie.
'Leuk!' zei Tanneke. 'Kijk, ik maak een buiging voor je. Je hebt het geweldig
opgelost.'
Op het schoolplein vertelde Tanneke aan Jan en Rietje wat er die ochtend was
gebeurd.
'En moet je zien,' zei ze terwijl ze naar Sjors wees, 'hij loopt steeds in zijn
eentje rond. Ik heb hem nog met niemand zien praten.'
met dank aan Uitgeverij De Fontein
|
|
Jaar eerste uitgave: 2002
ISBN : 90 261 1810 4
Uitgeverij : De
Fontein
|


|
|