![]() |
![]() |
![]() |
|||
|
Best bekeken in 1024x768 |
|
|
||||||
|
Met zijn speurzin lost de jonge detective Jurriaan de Cock, alias Cockie, het grootste raadsel met gemak op. Jurriaan de Cock is dertien jaar geleden geboren in Urk, maar nu woont hij in Amsterdam. Op school noemen ze hem Cockie, met ceeooceekaa. Samen met zijn vriendinnetje Tanneke hij al heel wat misdaden opgelost. Het speuren zit hem in het bloed. Zo ontdekt hij dat het bij de diefstal van een kostbaar beeldje om oplichting gaat. En wanneer de hele school in rep en roer is omdat Mia, een klasgenootje, is ontvoerd, vindt Tanneke dat Cockie een reddingsactie moet beginnen. Dat kan gevaarlijk voor hem worden. Maar op het moment dat hij pijn voelt in zijn kuit, krijgt hij een geweldig idee om de ontvoerders klem te zetten.
Wat John Bakkenhoven de laatste jaren schreef vindt u als u hier klikt. Tekst 1e hoofdstuk
Sander - lief en gevaarlijk
Tanneke, Mia, Cockie en Jan kwamen altijd vroeg op
het schoolplein van de hbs in Amsterdam. Ze kletsten wat en hielpen elkaar
een handje met het huiswerk voordat de lessen begonnen. 'Hé!' protesteerde Cockie. 'Dat is niet aardig van
jou. Ik vind dat een leuk hoedje en Tanneke heeft het zelf gemaakt.' 'Hassemebassie!' zei Cockie. 'Wat een gigantisch
beest. Zo een heb ik er nog nooit gezien.' Ze stopten op een veilige afstand van de jongen en zijn hond. 'Hé, jongen,' zei Tanneke, 'wij willen graag weten wat dat voor een hond is.' 'Een Ierse wolfshond,' zei de jongen. Hij keek vriendelijk en bleef stilstaan. 'Kom maar dichterbij. Hij doet jullie echt geen kwaad.' En tegen de hond zei hij: 'Zit en blijf.' De hond ging zitten. 'Als je het leuk vindt, kim je nu over zijn kop aaien,' zei de jongen. 'Doe ik!' zei Tanneke enthousiast. Ze wreef over de enorme kop en kriebelde onder zijn kin. 'Kijk eens, als hij rechtop staat komt zijn kop tot mijn schouder!' 'Is hij nooit gevaarlijk?' vroeg Cockie. 'Hij kan gevaarlijk zijn, maar alleen als ik hem opdracht geef. Bij een bepaald woord valt hij iemand aan die ik aanwijs.' 'Hoe heet hij?' vroeg Jan. 'Sandor.' De hond tilde meteen zijn kop op en keek zijn baasje aan. 'Leuke naam,' zei Jan. 'Enne... hoe heet jij?' 'Alexander Westerhoven. Ik zit in de tweede klas. En jullie?' 'Eerste klas, al een week,' zei Tanneke. 'Ik zal je even vertellen wie we zijn. Ik ben Tanneke van Oranje.' Ze stak haar vinger dreigend omhoog. 'En pas op! Ik wil dat Anneke, Tanneke, Toverheks niet horen. En ik zeg ook altijd meteen dat ik geen familie ben van de koningin.' Alexander lachte. 'Dacht ik al,' zei hij. 'En verder?' 'Hij is Jan Appelscha,' zei Tanneke terwijl ze op Jan wees. 'Mijn vriend-vijand. Aardige jongen, maar hij was altijd de eerste van de klas en dat wou ik zijn. Dus we gaan weer vechten. En dat is Cockie. Eigenlijk heet hij Jurriaan de Cock, maar we noemen hem gewoon Cockie, met ceeooceekaa. Nou, en dat is Mia Breugelaar, het meisje met het mooiste bloesje. Zeg, Alexander, hoe kom jij eigenlijk aan die reuzenhond?' 'Van mijn vader. Hij is dol op honden. Hij heeft ook een hondenopvang. Voor honden van mensen die op vakantie zijn en voor honden die geen baas meer hebben. Hij traint ook honden en dat vind ik geweldig leuk. Ik probeer een boek over honden te schrijven.' 'Schrijf jij goed?' vroeg Cockie. 'Dan moet je het Tanneke eens laten lezen. Zij schrijft de beste opstellen.' Alexander keek blij verrast. 'Wil je dat doen?' vroeg hij Tanneke. 'Graag,' zei Tanneke. 'Ik bel dol op honden. Stomtoevallig heeft mama mij er verleden week een beloofd en als ik hem heb, is het natuurlijk fijn als ik weet hoe je hem moet opvoeden.' 'Kom maar eens kijken bij het trainen op de hondenschool van mijn vader. Dat zou je vanmiddag al kunnen doen.' 'Graag,' zei Tanneke weer. 'Ga je dan mee, Cockie? En jij ook. Jan? Of willen jullie vanmiddag weer schaken?' Het lijkt me leuk om eens te zien hoe honden worden getraind,' zei Jan. 'Maar jij, Cockie...' Hij werd onderbroken door de geschiedenisleraar, meneer Van Dinther. Die liep met driftige stappen naar ze toe. "Hé, Alexander!' zei hij. 'Wat doe jij hier met die hond?' Alexander werd verlegen. 'Ik... eh... ik wil hem bij me houden. Hij beschermt me.' 'Hij beschermt je? Wat is dat voor onzin? Je wordt toch niet bedreigd? Hier op school?' Het duurde even voordat Alexander het durfde te zeggen. 'Ik hoop dat het onzin is,' zei hij toen, 'maar ik ben wel bedreigd. Er is gistermiddag iets afschuwelijks gebeurd bij mijn vader. Hij zat geld uit de laatjes van de kassa te halen, toen er plotseling een kerel voor hem stond. Met een pistool, en een sjaal voor zijn gezicht. Papa moest hem al het geld geven en toen hij dat had gedaan, zei die boef: "Denk eraan dat je het niet aan de politie vertelt. Als je dat doet, grijp ik je zoontje. Dat ventje vind ik wel!" Maar mijn vader heeft toch aangifte bij de politie gedaan en daarom moet ik van hem deze hond meenemen. Om me te beschermen.' Meneer Van Dinther geloofde hem niet. 'Alexander,' zei hij streng, 'je bent een fantast. Die hond mag de school natuurlijk niet in. Je moet hem naar huis brengen en dan in je eentje terugkomen. Hij kan je dus niet beschermen, maar denk maar niet dat ik dat vervelend vind, want ik geloof dat verhaal van jou niet...' 'Meneer Van Dinther,' zei Tanneke spontaan. 'Ik kan
u maandag vertellen of het waar is. Mijn vader is rechercheur in de
Warmoesstraat. Hij weet wel of het waar is wat Alexander heeft verteld.' Bedankt.' En tegen meneer Van Dinther zei hij
beleefd: 'Het is echt waar, meneer Van Dinther. En ik hoef die hond niet
terug te brengen. Als ik naar binnen ga, zet ik hem bij de deur. Daar blijft
hij zitten tot ik weer naar buiten kom. Hij is goed getraid.' 'Hassemebas!' zei Cockie. 'Hij is haar oom!' 'Dat wist ik,' zei Jan. 'En weet je wat ik hoop?
Dat zij vanmiddag niet met ons meegaat naar de hondentraining. Ik mag haar
niet. Ze is een opschepster en ze maakte weer een rottige opmerking over het
hoedje van Tanneke, dat ik juist zo leuk vind.' |
|
||||||
![]() |